
Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).
De slag bij Banu Quraizah
Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) ook deelnam aan de slag bij Banu Quraizah. Terwijl ze op weg waren naar Banu Quraizah, stelden Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra) de Heilige Profeet (saw) voor dat als hij een mantel zou aantrekken die hem was gegeven en die door wereldse normen als mooi werd beschouwd, mensen meer geneigd zouden zijn om de Islam te accepteren. De Heilige Profeet (saw) accepteerde hun voorstel en zei dat hij een zaak waar ze het beiden over eens waren niet zou weigeren. De Heilige Profeet (saw) zei dat God hen beiden had vergeleken met de engelen Gabriël en Michaël, en met de profeten zoals Noach (as) en Abraham (as).
Zijne Heiligheid (aba) zei dat gedurende deze tijd alle moslims moesten eten van dadels die voor hen waren opgestuurd. Men zag dat de Heilige Profeet (saw), Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra) ook dadels aten, en de Heilige Profeet(sa) zei dat dadels uitstekend te eten zijn.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat op basis van een droom waarin hij zichzelf rond de Ka’bah zag lopen, de Heilige Profeet (saw) samen met 1400 metgezellen op weg ging naar de Ka’bah. Echter kwam de Heilige Profeet (saw) erachter dat de Mekkanen van plan waren om de moslims te stoppen om binnen te komen. Toen de Heilige Profeet (saw) de metgezellen raadpleegde, zei Hazrat Abu Bakr (ra) dat ze moesten doorgaan omdat het niet hun bedoeling was om te vechten, en als iemand hen zou proberen tegen te houden, dan zouden ze zichzelf verdedigen.
Het Verdrag van Hudaibiyah
Zijne Heiligheid (aba) zei dat ten tijde van het Verdrag van Hoedaibiyah, Urwah naar de Heilige Profeet (saw) ging om over de voorwaarden te onderhandelen. Hij zei tegen de Heilige Profeet (saw) dat als de Quraish zegevierden, de metgezellen de Heilige Profeet (saw) in de steek zouden laten. Hazrat Abu Bakr (ra) kon het niet verdragen dit te horen en zei dat hij moest vertrekken en terugkeren naar zijn afgoden, wat inhield dat terwijl de afgodendienaars toegewijd waren aan hun valse afgoden, hoe konden de moslims, die in waarheid geworteld waren en in God en Zijn boodschapper geloofden, hem verlaten? Urwah zei dat hij hier niet op zou reageren, omdat Hazrat Abu Bakr (ra) een eerdere gunst over hem had die hij nog niet had vergoed.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat op het bepalen van de voorwaarden in het Verdrag van Hoedaibiyah, vroeg Hazrat Umar (ra) aan de Heilige Profeet (saw) dat als hij waarheidsgetrouw was, waarom hebben de moslims toegegeven aan dergelijke voorwaarden terwijl de Heilige Profeet (saw) had gezegd dat de moslims naar de Ka’bah zouden gaan? De Heilige Profeet (saw) zei dat hij op basis van zijn droom niet had gezegd dat ze zeker datzelfde jaar de Ka’bah zouden bereiken, en dat hij zeker Gods wil zou volgen. Later, toen Hazrat Umar (ra) het aan Hazrat Abu Bakr(ra) vertelde, gaf ook hij een soortgelijk antwoord als de Heilige Profeet (saw) en zei dat hij nooit tegen de wil van God in zou gaan. Later zei Hazrat Umar (ra) dat hij er spijt van had dergelijke vragen te stellen en het op zich nam om goede daden te verrichten als boetedoening.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat er twee kopieën waren gemaakt van het Verdrag van Hoedaibiyah; één voor elke partij. Er waren ook getuigen die het verdrag ondertekenden, onder wie Hazrat Abu Bakr (ra).
Hazrat Abu Bakr (ra) leidt de expeditie naar Banu Fuzarah.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) nam deel aan de expeditie van Banu Fuzarah, die een complot tegen de moslims smeedde. Volgens sommige overleveringen heeft de Heilige Profeet (saw) Hazrat Abu Bakr (ra) aangesteld als de leider van deze expeditie. Een strijd met de ongelovigen volgde, waarin de moslims zegevierden.
Deelname aan de Slag bij Khaibar
Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) nam ook deel aan de Slag van Khaibar. De moslims belegerden hun forten voor langer dan tien nachten en uiteindelijk hebben het overgenomen. Gedurende deze tijd had de Heilige Profeet (saw) migraine en kwam hij enkele dagen niet naar buiten. De Heilige Profeet (saw) stuurde Hazrat Abu Bakr (ra) naar een van de forten waar een hevige strijd volgde, maar het leger overwon onder bevel van Hazrat Abu Bakr (ra).
Hazrat Abu Bakr(ra) leidt de expeditie naar Banu Kilaab
Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) nam ook deel aan de expeditie van Najd, waar Banu Kilaab tegen de moslims stond. De Heilige Profeet (saw) benoemde Hazrat Abu Bakr (ra) als de leider van deze expeditie.
De verovering van Mekka
Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) nam ook deel aan de verovering van Mekka. Een van de aangesloten stammen van de Quraish had gehandeld in strijd met het Verdrag van Hoedaibiyah. Hierna ging Hazrat Abu Bakr (ra) op een dag naar zijn dochter Hazrat A’ishah (ra) en zag haar hoe zij de bezittingen van de Heilige Profeet (saw) klaarmaakte. Op dat moment wist Hazrat A’ishah (ra) niet waar de Heilige Profeet (saw) heen wilde gaan. In de tussentijd arriveerde de Heilige Profeet (saw) en informeerde Hazrat Abu Bakr (ra) over zijn voornemen om naar Mekka te gaan, maar instrueerde hem dit aan niemand bekend te maken. Later kondigde de Heilige Profeet (saw) aan de moslims aan dat ze zich moesten voorbereiden op een reis, maar hij vertelde hun nog niet waar ze heen zouden gaan. De Heilige Profeet (saw) zorgde er ook voor dat niemand van de Quraish hoorde over de voorbereidingen van de moslims.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de moslims een plaats bereikten genaamd Marruz-Zuhrah die 25 kilometer van Mekka verwijderd is, de Heilige Profeet (saw) de moslims instrueerde om tienduizend vuren aan te steken. De Quraish werden ongerust, omdat ze er zeker van waren dat er een strijd zou volgen. Abu Sufyan ging naar de moslims om erachter te komen wat er aan de hand was en om veiligheid te zoeken. Bij aankomst werden Abu Sufyan en twee anderen met hem meegenomen naar de Heilige Profeet (saw) en zij accepteerden de Islam.
Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij deze incidenten in toekomstige preken zal voortzetten.