Skip to content

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 24 December 2021 | gehouden in Masjid Mubarak, Islamabad, Tilford, VK

Na het reciteren van Tashahhud, Ta`awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

Zijne Heiligheid(aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) een van degenen was die de Heilige Profeet(sa) vergezelden naar Bai’at-e-Aqabah Thaniah(de tweede eed van trouw in Aqabah). Gedurende deze tijd werd Hazrat Abu Bakr(ra) samen met Hazrat Ali(ra) aangesteld om de wacht te houden.

De Heilige Profeet(sa) vergezellen tijdens de migratie.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) ook de Heilige Profeet(sa) vergezelde tijdens zijn migratie naar Medina. De Mekkanen hadden de moslims ernstig vervolgd en in het licht hiervan moesten de moslims migreren. Op basis van een droom dacht de Heilige Profeet(sa) aanvankelijk dat de migratie richting Yamama zou zijn. Later werd echter duidelijk dat de migratie bedoeld was naar Yathrib, later bekend als Medina. Dus toen de inwoners van Medina de islam begonnen te accepteren, kregen de Mekkaanse moslims het advies om naar Medina te migreren. Uiteindelijk migreerde de meerderheid van de moslims van Mekka naar Medina, behalve degenen die in de Heilige Koran als volgt worden beschreven:

Met uitzondering van de zwakken onder de mannen en vrouwen en kinderen, die geen middelen tot en beschikking hebben, noch een weg kunnen vinden.” (4:99)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) wachtte op het bevel van God voordat hij zelf migreerde. Hazrat Abu Bakr(ra) vroeg toestemming om te migreren, waarop de Heilige Profeet(sa) antwoordde dat hij moest wachten, omdat ook hij spoedig het bevel zou kunnen ontvangen om te migreren.

Mekkaans complot om de Heilige Profeet(sa) te vermoorden.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat tegelijkertijd de leiders van Mekka woedend waren over het feit dat moslims op de vlucht sloegen. Dus kwamen de stamhoofden bijeen om een ​​complot tegen de Heilige Profeet(sa) te maken, omdat ze niet wilden dat hij ook zou vertrekken. Ze bespraken verschillende plannen en complotten. Ten slotte werd besloten dat een man van elke stam van de Quraish een zwaard zou krijgen, en dat ze allemaal tegelijkertijd de Heilige Profeet(sa) moesten vermoorden. God informeerde de Heilige Profeet(sa) over dit complot, toen Hij zei:

“Toen smeedden de ongelovigen tegen u plannen, opdat zij u gevangen mochten nemen of doden of verbannen. En zij maakten plannen en Allah maakte plannen en Allah is het best in staat plannen te verijdelen.” (8:31)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat na het ontvangen van goddelijke toestemming, de Heilige Profeet(sa) begon met de voorbereidingen om te migreren. De Heilige Profeet(sa) ging eerst naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra), en informeerde hem dat hij toestemming had gekregen om te migreren, en dat Hazrat Abu Bakr(ra) hem zou vergezellen. Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat hij al twee kamelen voor dit doel had voorbereid, waarvan hij er één aan de Heilige Profeet(sa) zou geven. De Heilige Profeet(sa) zei dat hij de kameel alleen zou nemen nadat hij ervoor had betaald, en kocht hem dus van de Hazrat Abu Bakr(ra) voor 400 dirhams. Er werd besloten dat de eerste stop de Grot van Thaur zou zijn waar ze drie dagen zouden blijven. Ze besloten ook om iemand in dienst te nemen die een grondige kennis had van verschillende paden in de woestijnen van Arabië. Voor dit doel namen ze Abdullah bin Uraiqit in dienst, die hen over drie dagen zou ontmoeten in de Grot van Thaur.

Hazrat Ali(ra) Op de hoogte van de plannen van de Heilige Profeet(sa)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat na het maken van dit plan en zijn terugkeer naar huis, de Heilige Profeet(sa) Hazrat Ali(ra) informeerde over zijn plan om te migreren. Hij vertrouwde Hazrat Ali(ra) de plicht toe om die nacht in zijn bed door te brengen, met dezelfde deken die hij gebruikte. De Heilige Profeet(sa) verzekerde hem dat de vijand hem geen kwaad zou doen. Hij instrueerde ook Hazrat Ali(ra) dat hij alle toevertrouwde spullen die aan de Heilige Profeet(sa) waren gegeven zou teruggeven, waarna hij zich bij hem zou aansluiten in Medina. Al die tijd waren de aanvallers in de buurt van het huis van de Heilige Profeet(sa) en wachtten op het vallen van de avond om hun aanval te beginnen. De Heilige Profeet(sa) kon Abu Jahl hem horen treiteren, en als reactie reciteerde de Heilige Profeet(sa):

“Jaa Sien. Bij de Koran, die vol van Wijsheid is, Gij zijt inderdaad één der boodschappers Op het rechte pad. Dit is een openbaring van de Almachtige, de Genadevolle. Opdat gij een volk moogt waarschuwen welks vaderen niet zijn gewaarschuwd en dat achteloos leeft. Het Woord heeft zich reeds bewaarheid ten opzichte van de meesten hunner, want zij geloven niet. Wij hebben om hun hals ijzeren banden gelegd die tot aan hun kin reiken, zodat hun hoofd omhoog geheven blijft, En Wij hebben een hinderpaal vóór hen en een hinderpaal achter hen geplaatst en Wij hebben hen gesluierd, zodat zij niet kunnen zien.” (36:2-10)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat tegen het vallen van de avond, hoewel de aanvallers precies buiten waren en regelmatig in het huis van de Heilige Profeet(sa) keken, hij in staat was zijn huis onopgemerkt te verlaten, terwijl de ongelovigen dachten dat de man in bed de Heilige Profeet(sa) was, was het eigenlijk Hazrat Ali(ra). Toen de ochtend aanbrak, realiseerden de aanvallers zich dat hun doelwit door hun vingers was geglipt, en dat het eigenlijk Hazrat Ali(ra) was die in bed lag.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat er verschillende overleveringen zijn met betrekking tot het tijdstip van de nacht waarop de Heilige Profeet(sa) zijn huis verliet. Sommige overleveringen zeggen dat het in het begin van de nacht was, sommigen zeggen dat het midden in de nacht was, terwijl anderen zeggen dat het in het laatste deel van de nacht was. Zijne Heiligheid(aba) zei dat volgens Hazrat Mirza Bashir Ahmad Sahib(ra), de Heilige Profeet(sa) zijn huis in het begin van de nacht verliet, omdat de ongelovigen die voor zijn huis stonden niet verwachtten dat hij zo vroeg naar buiten zou komen, daarom kon de Heilige Profeet(sa) onopgemerkt vertrekken. Zijne Heiligheid(aba) zei dat volgens de Beloofde Messias(as), de Heilige Profeet(sa) zijn huis in de zeer vroege ochtend verliet. In ieder geval was de Heilige Profeet(sa) in staat om onopgemerkt te vertrekken.

De Heilige Profeet(sa) neemt afscheid van Mekka

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) na het verlaten van zijn huis rechtstreeks naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra) ging. Daar maakten de dochters van Hazrat Abu Bakr(ra) snel wat eten klaar voor hun reis. Waarna ze beiden vertrokken.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) tijdens deze reis van migratie het volgende bleef reciteren:

“O mijn Heer, laat mijn intrede een goede intrede en mijn uitgang een goede uitgang zijn. En schenk mij van U een gezag dat tot hulp zou kunnen strekken.” (17:81)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen de Heilige Profeet(sa) de Ka’bah passeerde, hij naar Mekka keek en het aansprak, zeggende: “Bij God, van Gods land, Mekka, jij bent de liefste voor mij, en van Gods land, jij bent de liefste van God. Als uw inwoners me niet hadden gedwongen te vertrekken, zou ik nooit zijn vertrokken.”

Zijne Heiligheid(aba) zei dat terwijl ze naar de Grot van Thaur reisden, Hazrat Abu Bakr(ra) soms voor de Heilige Profeet(sa) liep, soms achter hem, soms aan zijn rechterzijde en soms aan zijn linkerzijde. De Heilige Profeet(sa) vroeg hem hierover, waarop Hazrat Abu Bakr(ra) antwoordde dat hij soms zou denken dat iemand van voren, van achteren of van een zijde zou kunnen komen, en dus zou hij proberen alle kanten te bedekken om de Heilige Profeet(sa) te beschermen.

De grot van Thaur bereiken

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen ze de grot bereikten, Hazrat Abu Bakr(ra) eerst naar binnen ging en het binnen gedeelte schoon te maken. Toen ging de Heilige Profeet(sa) naar binnen en ging liggen met zijn hoofd op het been van Hazrat Abu Bakr(ra) geplaatst. Er was een gat in de grot, die Hazrat Abu Bakr(ra) met zijn voet bedekte. De hele nacht bleef hem iets bijten, maar uit angst om de Heilige Profeet(sa) lastig te vallen, bewoog hij niet. Toen de Heilige Profeet(sa) wakker werd, zag hij dat de kleur van het gezicht van Hazrat Abu Bakr(ra) was veranderd, en vroeg wat er mis was. Toen Hazrat Abu Bakr(ra) het hem vertelde, bracht de Heilige Profeet(sa) zijn speeksel aan op de wond, die daarna genas.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen de Mekkanen beseften dat de Heilige Profeet(sa) was vertrokken, ze naar hem begonnen te zoeken. Ze ondervroegen Hazrat Ali(ra) en sloegen hem. Toen gingen ze naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra) en vroegen zijn dochter Hazrat Asmaa’(ra) naar de verblijfplaats van haar vader. Ze antwoordde dat ze het niet wist, waarop Abu Jahl haar sloeg.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Mekkanen een spoorzoeker inhuurden, die in staat was de voetstappen van de Heilige Profeet(sa) naar de Grot van Thaur te volgen. De Mekkanen stonden buiten de grot en Hazrat Abu Bakr(ra) zegt dat hij hun voeten kon zien. Als ze in de grot hadden gekeken, hadden ze ze gevonden. Maar ze waren niet alleen, Omdat God met hen was, die een boom deed groeien, een spin stuurde om een ​​web te spinnen bij de ingang van de grot, en een duif stuurde die een nest maakte en eieren legde.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat hij het leven van Hazrat Abu Bakr(ra) in toekomstige preken zou blijven benadrukken.