Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 20 november 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat `Auf bin Harith(ra) en Hazrat Abu Ayyub Ansari(ra).’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwudh en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezellen van de Heilige Profeets zou belichten. De metgezellen zijn Hazrat `Auf bin Harithra; Hazrat Abu Ayyub Ansarira.

Hazrat `Auf bin Harithra

Zijne Heiligheid (aba) zei dat zijn naam ook wordt vermeldt als ‘Auf bin‘ Afra, zoals de naam van zijn moeder ‘Afra was. Hij was de broer van Mu’adhra en Mu’awwidhra. Hij was een van de zes eerste mensen uit Medina die naar Mekka gingen en de islam accepteerden op de gezegende handen van de Heilige Profeets.

Zijne Heiligheidaba vertelde een incident uit de Slag bij Badr waarin Hazrat ‘Aufra de Heilige Profeetvroeg wat Allah het meest behaagt? De Heilige Profeetantwoordde met het doorvechten tijdens een slagveld  terwijl uw wapenrusting is afgepakt. Aldus deed Hazrat ‘Aufra zijn wapenrusting af en ging door met vechten, totdat hij door Abu Jahl werd gemarteld op het slagveld.

Hazrat Abu Ayyub Ansari (ra)

Zijne Heiligheidaba zei dat de tweede Badri Metgezel wiens leven hij zou benadrukken Hazrat Abu Ayyub Ansarira is. Zijn echte naam was Hazrat Khalidra en de naam van zijn vader was Zaid bin Kulaid. Hij kwam uit de Banu Najjar tak van de Khazraj stam. Zijn moeder heette Hind bint Sa’eed.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra gezegend was om deel te nemen aan de Tweede Gelofte in Aqabah, waar hij de Islam accepteerde op de gezegende handen van de Heilige Profeets.

Eerste gastheer van de Heilige Profeetin Medina

Toen de Heilige Profeetnaar Medina migreerde, verbleef hij in het huis van Hazrat Abu Ayyubra, totdat de Moskee van de Heilige Profeeten zijn woonplaats waren gebouwd. Zijne Heiligheidaba vertelde het beroemde incident van de Heilige Profeets in Medina en hoe God zijn kameel leidde naar waar hij moest stoppen, en het was daar dat de moskee zou worden gebouwd. Toen de Heilige Profeetsa informeerde naar degenen die het dichtst bij die plek woonden, informeerde Hazrat Abu Ayyubra de Heilige Profeets dat het zijn huis was, en dus verbleef de Heilige Profeeteen tijdje in het huis van Hazrat Abu Ayyubra.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra een huis had met twee verdiepingen, en hij wenste dat de Heilige Profeetsa op de bovenste verdieping zou wonen, maar de Heilige Profeetsa besloot om de begane grond te wonen, zodat het voor gasten gemakkelijker zou zijn hem te bezoeken. Echter, brachten Hazrat Abu Ayyubra en zijn vrouw ’s nachts de hele nacht door met zorgen, vanwege het feit dat hun geliefde meester op de begane grond sliep, terwijl zij boven hem sliepen op de bovenste verdieping. Dit was te wijten aan hun buitengewone niveau van respect en liefde voor de Heilige Profeets. Bovendien werd er wat water gemorst op de bovenverdieping, en Hazrat Abu Ayyubra vreesde dat het naar de verdieping beneden zou druppelen, dus droogde hij het onmiddellijk op met zijn eigen mantel. De volgende dag, toen zij hun gevoelens aan de Heilige Profeetuitten, stemde hij ermee in om in de bovenste verdieping van het huis te wonen. Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra deelnam aan alle veldslagen naast de Heilige Profeets. Hazrat Abu Ayyubra vertelt dat op de dag van Badr, toen zij zichzelf in rijen aan het rangschikken waren, sommigen van hen naar voren waren gestapt uit de rij, waarop de Heilige Profeets iedereen opdroeg achter hem te blijven.

Betrouwbaarheid van Hazrat Abu Ayyubra met betrekking tot zijn overleveringen

Zijne Heiligheidaba presenteerde een verhaal waarin twee metgezellen een meningsverschil hadden over de vraag of de Heilige Profeets zijn hoofd waste terwijl hij in de staat van Ihram was. Om de zaak op te lossen, ging een van de twee metgezellen naar Hazrat Abu Ayyubra en vroeg of de Heilige Profeets zijn hoofd waste terwijl hij in de staat van Ihram was. Hazrat Abu Ayyubra antwoordde door hem te laten zien dat de Heilige Profeetwat water in zijn haar zou doen en dan zijn handen van voren naar achteren door zijn haar zou halen.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra ook deelnam aan de veldslagen naast Hazrat Alira tijdens zijn Khilafat (Kalifaat). Hazrat Alira vertrouwde Hazrat Abu Ayyubra veel; dit blijkt uit het feit dat toen Hazrat Alira naar Koefa verhuisde, hij Hazrat Abu Ayyubra als de gouverneur van Medina aanstelde.

Zijne Heiligheidaba zei dat na de dood van Hazrat Alira Hazrat Abu Ayyubra tweemaal naar Egypte reisde. Op een keer reisde hij naar Egypte ondanks zijn hoge leeftijd, omdat hij hoorde dat de gouverneur van Egypte, Hazrat Uqbahra, een bepaalde overlevering van de Heilige Profeets had verteld die hij van hem wilde horen. Daarom reisde hij naar Egypte alleen voor dit doel. De tweede keer dat hij daar naar toe reisde was om deel te nemen aan de strijd tegen de Romeinen.

Mededogen van Hazrat Abu Ayyubra

Zijne Heiligheidaba presenteerde een ander verhaal waarin Hazrat Abu Ayyubra na een gevecht enkele gevangenen passeerde, waar hij een huilende vrouw zag. Hij vroeg waarom ze huilde en kwam te weten dat ze van haar zoon was gescheiden. Hierop vond hij haar zoon en gaf hem terug aan haar. Toen sprak hij met de persoon die verantwoordelijk was voor de buit en de gevangenen en vertelde hem dat hij de Heilige Profeets had horen zeggen dat degene die een moeder van haar kind scheidt, in het hiernamaals gescheiden zal worden van hun geliefden. Zijne Heiligheidaba merkte op dat hier een les in zit voor iedereen, en degenen die beschuldigingen uiten tegen de islam moeten nadenken over hun eigen toestand. Dit is het niveau waarop de Islam om mensen geeft, maar onlangs zijn er berichten uit Amerika over immigranten waar kinderen van hun moeders werden gescheiden, in die mate dat als ze herenigd werden, sommige kinderen hun moeders niet meer konden herkennen. De Islam zegt echter dat moeders niet gescheiden mogen worden van hun kinderen.

Aandacht voor hygiëne

Zijne Heiligheidaba vertelde een incident waarbij Hazrat Abu Ayyubra iemand ontmoette wiens vingernagels erg lang waren. Toen hij dit zag, zei hij tegen hem en de mensen in zijn nabijheid dat ze zeer hoge vragen stellen over het geloof en wat de Heilige Profeets in bepaalde situaties deed, maar dit betekent niet dat ze hun persoonlijke hygiëne moeten negeren.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra nooit achterbleef van deelname aan veldslagen. Er was echter maar één veldslag waaraan hij niet deelnam, vanwege het feit dat een jongere man tot bevelhebber werd benoemd. Later zou Hazrat Abu Ayyubra echter spijt hebben van het feit dat hij achterbleef en zei: ‘waarom zou het mij iets kunnen schelen wie tot bevelhebber over mij is gemaakt?’

Het overlijden van Hazrat Abu Ayyubra

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ayyubra stierf tijdens een strijd tegen de Romeinen in het tijdperk van Mu’awiyah. Hij werd begraven in Rome, vlakbij het paleis van Constantinopel.

Tenslotte zei Zijne Heiligheidaba dat hiermee de verhalen over de Badri metgezellen zijn afgerond. Hij zei dat hij nu de details van de vier kaliefen die de Heilige Profeetopvolgden in detail zou belichten. Zijne Heiligheidaba zei verder ook dat in de toekomst, als er meer materiaal aan het licht zou komen over een van de metgezellen die hij heeft genoemd, hij die overleveringen in de toekomst zal presenteren.

Janaza-gebeden

Zijne Heiligheidaba zei dat hij de Janaza- gebeden zou leiden (in absentie) van de volgende overleden leden:

Abdul Hayy Mandal Sahib die op 25 september 2020 is overleden als gevolg van een hartaanval. Hij was een mu’allim in India. Hij aanvaardde Islam Ahmadiyyat na persoonlijke studie in 1999. Hij was regelmatig in gebeden en hield van de gemeenschap. Hij laat zijn vrouw, twee zonen en twee dochters achter. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige de overledene met vergeving en genade moge behandelen en zijn familie geduld moge schenken.

Sirajul Islam Sahib, die op 14 oktober 2020 overleed. Hij diende als mu’allim in Bangladesh. Hij was heel oprecht, regelmatig in zijn gebeden en hield veel van de gemeenschap. Hij laat zijn vrouw en drie dochters achter, van wie er twee getrouwd zijn. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige de overledene met vergeving en genade moge behandelen en zijn familie geduld moge schenken en hen in staat zal stellen de erfenis van zijn deugdzame daden voort te zetten.

Shahid Ahmad Khan Pasha Sahib, die op 24 oktober 2020 overleed. Hij was de kleinzoon van de Beloofde Messias (as). Hij is twee keer getrouwd, eerst met de dochter van de derde kalief (rh), van wie hij vijf kinderen heeft. Hij heeft ook een zoon uit zijn tweede huwelijk. Hij was gezegend om de derde kalief (rh) te vergezellen op enkele van zijn reizen. Hij was erg aardig en behulpzaam voor de armen en behoeftigen. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige de overledene met vergeving en genade moge behandelen en zijn nageslacht dicht bij de Gemeenschap moge houden.

Syed Masood Ahmad Shah Sahib, die op 8 september 2020 in het Verenigd Koninkrijk is overleden. Hij woonde in Sheffield, waar zijn huis het eerste gebedscentrum was, en hij was lange tijd de lokale president. Hij was erg gastvrij, vriendelijk, behulpzaam voor de armen, toegewijd en hield veel van het Khilafat. Hij prentte dezelfde liefde in bij zijn dochter voor het Khilafat. Hij wordt overleefd door zijn vrouw en dochter. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige de overledene moge behandelen met vergeving en genade, zijn familie geduld moge schenken en hen in staat zal stellen zijn nalatenschap van deugdzame daden voort te zetten.

Ameen.

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 13 november 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat `Auf bin Harith(ra) en Hazrat Abu Ayyub Ansari(ra).’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Samenvatting uit de vrijdagpreek gehouden door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (Moge Allah zijn Helper zijn) op 13 november 2020.

Na Tashahhud, Ta’awwaz en de recitatie van Soerah Al-Fatehah, vermeldde Hazrat Khalifatul Masih (aba) Hazrat Abdullah bin ‘Amr (ra) en zei:

Hazrat Jabir bin Abdullah (ra) vertelt dat, “Op de dag van de Slag van Uhud werd het lichaam van mijn vader Hazrat Abdullah (ra), waarvan de oren en neus afgesneden werden, voor de Heilige Profeet (vzmh) gebracht. De Heilige Profeet (vzmh) hoorde de weeklaag van Hazrat Fatima (ra), de dochter van Hazrat Abdullah (ra). De Heilige Profeet (vzmh) troostte haar door te zeggen dat ze niet moest huilen aangezien de engelen van Allah hem constant met hun vleugels aan het schaduwen zijn.”

Hazrat KhalifatulMasih (aba) stelde dat er verschillende, uiteenlopende verhalen te vinden zijn over hetJanazah gebed van de martelaren van de Slag van Uhud. Sommige vertellingen vermelden dat zij begraven werden zonder dat het Janazah gebed werd geofferd. Daarna werden de lichamen van alle martelaren één voor één gebracht en naast Hazrat Hamzah (ra) geplaatst en hun Janazah gebed werd gehouden. Sommige vertellingen vermelden dat het gebed voor negen personen tegelijkertijd werd geofferd. Andere vertellingen vermelden dat hetJanazah gebed voor alle martelaren van Uhud 8 of 9 jaar later plaatsvond.

Hazrat Jabir (ra) vertelt dat, “mijn vader Hazrat Abdullah (ra) werd samen met een andere metgezel begraven in één graf. Na ongeveer zes maanden wou ik hem een afzonderlijk graf geven. Toen ik zijn lichaam uit het graf tilde merkte ik op dat zijn lichaam niet zozeer ontbonden was, met uitzondering van enkele van zijn baardharen en een lichte ontbinding van de huid.”

Huzoor Anwar (aba) verklaarde dat er in dit opzicht veel zwakke en incorrecte vertellingen te vinden zijn, waarin staat dat de lichamen van de martelaren van Uhud zelfs na een lange tijd helemaal niet ontbonden waren. Dit is een natuurlijk proces en het is niet mogelijk dat de lichamen niet in staat van ontbinding waren nadat ze voor enige tijd in de grond waren begraven.

Er wordt vermeld in een overlevering dat na het martelaarschap van Hazrat Abdullah (ra), de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Jabir eens in een droevige toestand vond vanwege het overlijden van zijn vader. De Heilige Profeet (vzmh) zei dat,“zal ik je geen blijde tijding geven? Allah sprak tot alle martelaren van achter een gordijn; hij gaf echter het leven aan je vader en sprak persoonlijk met hem. Allah zei tegen hem dat, mijn dienaar, vraag wat je maar wil, zodat het aan jou verleend kan worden.”

Hazrat Khalifatul Masih (aba) meldde dat hij nu zou beginnen vertellen over een andere metgezel, Hazrat Abu Dujjana (ra). Hij behoorde tot de meest ervaren Ansar-metgezellen en had samen met de Heilige Profeet (vzmh) deelgenomen aan de Slagen van Badr, Uhud en alle andere veldslagen. Hij stond bekend voor zijn buitengewone dapperheid en moed tijdens de veldslagen.

Over de slag van Uhud is er overgeleverd dat de Heilige Profeet (vzmh) een zwaard vasthield op de dag van de Slag en zei, “wie zal dit zwaard van mij afnemen?”. Veel mensen kwamen naar voor om dit te doen. De Heilige Profeet (vzmh) zei toen, “wie zal dit zwaard met alle rechten van mij afnemen?”. Sommige mensen zwegen toen ze dithoorden. Hazrat Abu Dujjana (ra) zei, “ik zal dit zwaard met alle daarbij horende rechten nemen”, en heeft er dan moedig mee gevochten.

In een overlevering wordt vermeld dat Hazrat Abu Dujjana (ra) de Heilige Profeet (vzmh) vroeg wat het recht is van dit zwaard? De Heilige Profeet (vzmh) zei dat het recht hiervan is dat geen enkele moslim ermee gedood zal worden en niet zal vluchten van enige strijd tegen de ongelovigen terwijl hij dit zwaard bezit. Hazrat Abu Dujjana (ra) zei hierop,“ik neem dit zwaard met alle daarbij horende rechten” en heeft er vervolgens dapper mee gevochten.

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 6 november 2020 | Financiële opoffering: Nieuw financieel jaar Tehrik-e-Jadid

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na Tashahhud, Ta’awwaz en de recitatie van Soerah Al-Fatehah reciteerde Huzur-e-Anwar het volgende vers:

“Zij, die hun rijkdommen nacht en dag, heimelijk of openlijk weggeven, ontvangen hun beloning van hun Heer; zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren.” (2:275)

Allah heeft, in de Heilige Koran, de aandacht van de gelovigen meermaals gevestigd op financiële opoffering. Gelovigen geven dag en nacht hun rijkdom uit voor de zaak van Allah. Deze uitgaven zijn zowel openlijk als geheim en beide zijn aanvaardbaar in het zicht van God. Door de genade van Allah nemen de leden van de Djamaat deel aan deze opofferingen. Het doel hiervan dient het verkrijgen van de genade van Allah te zijn. Als deze opofferingen verricht worden om te pronken, zijn ze het niet waard om door Allah aanvaard te worden en worden ze afgewezen.

Het gevoel dat je krijgt van concurreren is iets goeds. Deze concurrentie mag echter niet gebeuren met een bezorgdheid in het achterhoofd van wat anderen zouden zeggen indien men achterblijft?. We mogen wel de intentie hebben om te trachten verder dan anderen te gaan met financiële opofferingen om het welbehagen van Allah te verkrijgen. Ook mogen we concurreren met de intentie om de gebeden van Hazrat Khalifatul Masih te verkrijgen. Als een persoon echter concurreert om door anderen geprezen te worden of om invloed te verkrijgen bij de Djamaat of ambtenaren, zullen dergelijke financiële opofferingen in feite schadelijk zijn.

Degenen die financiële opofferingen maken dienen ook te onthouden dat families er recht op hebben. Deze rechten niet nakomen is een zonde in het aanzien van God. Op gelijke wijzedienen we tevredenheid in onszelf en onze families in te prenten en aandacht te besteden aan het uitgeven van onze rijkdommen voor de zaak van Allah.

Hierna heeft Huzur-e-Anwar verscheidene voorvallen aangehaald met betrekking tot financiële opofferingen en hoe deze individuen gezegend werden door Allah. Huzur-e-Anwar heeft gesteld dat het horen van deze voorvallen ook anderen aanmoedigt. Deze mensen hebben dus een dubbele beloning, enerzijds om een opoffering te maken voor de zaak van Allah en anderzijds dat mensen door hun opofferingen aangemaand worden tot vroomheid.

De Beloofde Messias (as) gaf uitleg over de filosofie van verborgen en schijnbare opofferingen en stelde dat de Heilige Koran ons vertelt dat je niet alle daden voor mensen moet verbergen. Integendeel, moet je sommige daden, zoals gepast, verborgen verrichten als je dat beter vindt en andere openlijk verrichten als je denkt dat het goed is voor het algemeen publiek. In sommige instanties draagt een praktisch model meer dan woorden.

Hierna vermeldde Huzur-e-Anwar enkele voorvallen van Ahmadi’s van over de hele wereld,waaronder Argentinië, Indonesië, Frankrijk, Canada, de Marshalleilanden enz. Huzur-e-Anwar vermeldde onder meer het voorval van een Canadese Syriër die naar Huzur geschreven had dat hij na de bouw van de Markaz in Islamabad had beloofd om 5000 Canadese dollar voor Tehrik-e-Jadid te doneren. Zijn maandelijkse loon was toen 4000 Canadese dollar. Na enige tijd had hij een auto gekocht en was van werk veranderd waardoor zijn salaris verhoogdwerd. Hij was geld naar Syrië aan het sturen en was daardoor nog steeds niet in staat om zijn belofte te vervullen. Hij had een ongeval in januari 2020 en kon daardoor gedurende een maand niet werken. Vervolgens was zijn financiële situatie nog verslechterd door de Covid-lockdown.  Zowel zijn vrouw als hijzelf waren aan het bidden dat zij hun Tehrik-e-Jadid belofte zouden kunnen vervullen voordat Ramadan zou aflopen. Hierop stopte hij met zijn werk als taxichauffeur en ging hij aan de slag in de voedsellevering. Hij begon uit verschillende bronnen inkomsten te krijgen zoals hij zich nooit had kunnen inbeelden. Zijn maandelijkse inkomen steeg naar 9000 Canadese dollar en hij kon zijn belofte betalen nog voor Ramadan begonnen was.

Door de genade van Allah is het 87e jaar van Tehrik-e-Jadid van start gegaan. Moge Allah de personen en rijkdom zegenen van alle deelnemers en hun opofferingen aanvaarden. Amin.

Naar het einde toe stelde Huzur-e-Anwar dat men deze dagen fervent dient te bidden. Bid veel voor Moslims. Sommige wereldleiders koesteren wrok tegen Moslims. Ook al tonen ze het niet openlijk, hun harten dragen vijandigheid jegens de Islam en Moslims. De anti-islamitische krachten voeren dergelijke daden uit omdat ze weten dat eenheid ontbreekt onder de Moslims. Als ze wisten dat Moslims verenigd waren en bereid waren om zich op te offeren omwille van de Islam zouden ze nooit zulke daden verrichten. Geen enkele krant zou dergelijke cartoons durven publiceren.

Huzur-e-Anwar veroordeelde de recente opmerkingen van de President van Frankrijk die zei dat de Islam in crisis was. Huzur stelde dat de Islam een levende, bloeiende religie is. In tegenstelling prees hij de commentaar van de Canadese Premier die zei dat we moeten oppassen voor de religieuze sentimenten van de mensen.

Huzur-e-Anwar zei dat geen enkele Moslim een dergelijke vernedering ten aanzien vande Heilige Profeet (vzmh) kan verdragen. Wanneer een persoon emotioneel instabiel wordt en uit provocatie handelt, ligt de verantwoordelijkheid ervoor bij de overheid en bij de zogenaamde vrijheid van meningsuiting. Iemand vermoorden is geen oplossing voor een probleem. Als de Moslim Ummah een permanente oplossing wenst, dienen zij onderling eenheid in te prenten.

We zetten ons werk verder. Het is de verantwoordelijkheid van de volgers van de Mohammedaanse Messias om de ware leer van de Islam uit te leggen aan de mensen en de wereld te informeren dat hun redding ligt in het erkennen van de ene ware God en in het uitroeien van onderdrukking. We mogen de Moslim Ummah in geen enkele omstandigheden vergeten. Moge Allah hen in staat stellen om de Beloofde Messias (as) te aanvaarden. We dienen ook te bidden voor de mensheid in het algemeen,dat zij na deze pandemie niet door enige andere ramp getroffen mag worden. Amin.

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 30 oktober 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat Mu’adh bin Jabal(ra) en Hazrat Abdullah bin ‘Amr (ra)’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwudh en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezellen van de Heilige Profeets zou belichten. De metgezellen zijn Hazrat Mu’adh bin Jabal(ra) en Hazrat Abdullah bin ‘Amr (ra).

Vrijgevigheid van Hazrat Mu’adh bin Jabalra

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra in de loop van de tijd een grote schuld had opgelopen omdat hij erg vrijgevig was met zijn rijkdom. Degenen aan wie hij iets verschuldigd was, gingen naar de Heilige Profeets en informeerden hem. De Heilige Profeets liet Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra komen en vernam dat de schuld die hij had opgelopen groter was dan de hoeveelheid die hij bezat. Derhalve zei de Heilige Profeetsdat degene die de schuld van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra kwijtscheldt de genade van Allah zou krijgen. Zo hebben sommige mensen de schuld van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra kwijtgescholden. Sommigen eisten echter nog steeds dat de schuld werd betaald. Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra betaalde hen alles wat hij kon van de eigendommen die hij bezat, maar zelfs nadat hij alles had gegeven wat hij bezat, was het nog steeds niet genoeg om het volledige bedrag te betalen dat hij verschuldigd was. Toen het volledige bedrag werd geëist, vertelde de Heilige Profeets hen om Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra wat uitstel te verlenen, aangezien hij niets meer had.

Het vertrouwen van de Heilige Profeetin Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra

Later stuurde de Heilige Profeets Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra naar Jemen als een Amir en hij een van de vijf metgezellen was die belast waren met het toezicht op de zaken van Jemen. Voor zijn vertrek vertelde de Heilige Profeets hem dat als iemand hem een ​​geschenk aanbood, hij het moest accepteren, aangezien hij nog steeds een bedrag aan schulden had. Met deze toestemming zou Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra uiteindelijk zijn schuld volledig kunnen terugbetalen. (Sunan Ibn Majah 2357, In-boek referentie: Boek 13, Hadith 50, Engelse vertaling: Vol. 3, Book 13, Hadith 2357)

Zijne Heiligheidaba presenteerde nog een overlevering van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra die zei dat toen hij naar Jemen vertrok, de Heilige Profeets naast hem liep, en tegen hem zei dat als hij terugkeerde uit Jemen, het mogelijk zou zijn dat ze elkaar niet zullen kunnen ontmoeten en Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra langs het graf de Heilige Profeets zal gaan. Toen Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra dit hoorde, begon hij te huilen.

Zijne Heiligheidaba zei dat later, tijdens het tijdperk van het Kalifaat van Hazrat Abu Bakrra, Hazrat Umarra suggereerde dat sinds Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zijn schulden had afgelost en nu de noodzakelijke levensbehoeften bezat vanwege de rijkdom die hij via de geschenken ontving, hij geen overtollige rijkdom zou moeten bezitten. Hij stelde voor dat de overtollige rijkdom van hem zou moeten worden teruggenomen. Hazrat Abu Bakrra zei dat aangezien de toestemming aan Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra was verleend door de Heilige Profeets zelf om deze rijkdom te gebruiken, hij niets van hem terug zou nemen. Tenzij Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zelf aanbood om de rijkdom terug te geven. Hazrat Umarra gaf dit door aan Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra, die uiteindelijk besloot dat hij alle overtollige rijkdom die hij had ontvangen via giften terug zou geven. Toen hij naar Hazrat Abu Bakrra ging, en zei dat hij de rijkdom die hij had ontvangen in Jemen terug zou geven antwoordde Hazrat Abu Bakrra dat hij het geld niet zou accepteren. Hazrat Abu Bakrra zei dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het als een geschenk van hem mocht houden. Toen Hazrat Umarra dit hoorde en zag dat Hazrat Abu Bakrra hem dit cadeau gaf, was Hazrat Umarra ook volledig tevreden met de beslissing.

Tien adviezen van de Heilige Profeetaan Hazrat Mu’adh  Ibn Jabalra

Zijne Heiligheidaba presenteerde een overlevering van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra die zei dat de Heilige Profeets bij zijn vertrek naar Jemen hem tien zaken adviseerde, waarvan er één was om zich te onthouden van een leven van buitensporigheid. Hij adviseerde hem ook om te gaan met de bevolking van Jemen door een hoog moreel karakter te tonen.

Zijne Heiligheidaba merkte op dat Moslims door de Heilige Profeets worden onderwezen om een ​​hoog moreel karakter te tonen, maar zien wij ze tegenwoordig naar deze leer handelen? En toch herdenken Moslims over de gehele wereld Eid Miladun Nabi om de geboorte van de Heilige Profeets te vieren.

De Heilige Profeets vroeg hoe Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zou oordelen in Jemen

Sommige metgezellen van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zeiden: “Toen de Boodschapper van Allahs van plan was Hazrat Mu’adh ibn Jabalra naar Jemen te sturen, vroeg hij: Hoe zult u oordelen wanneer de gelegenheid zich voordoet om een zaak te beslissen? Hij antwoordde: Ik zal oordelen in overeenstemming met het Boek van Allah (de Heilige Koran). Hij vroeg: (Wat gaat u doen) als u geen antwoord vindt in het Boek van Allah? Hij antwoordde: (Ik zal handelen) in overeenstemming met de Sunnah van de Boodschapper van Allahs. De 4Heilige Profeets vroeg vervolgens: (Wat gaat u doen) als u geen antwoord vindt in de Sunnah van de Boodschapper van Allahs en in het Boek van Allah? Hij antwoordde: ik zal mijn best doen om een mening te vormen en ik zal alles hiervoor in het werk stellen. De Boodschapper van Allahs klopte hem op zijn borst en zei: Geprezen zij Allah die de vertegenwoordiger van de Boodschapper van Allahs heeft geholpen iets te vinden dat de Boodschapper van Allahs behaagt.” (Sunan Abi Dawud 3592, In-boek referentie: Book 25, Hadith 22. Engelse vertaling: Boek 24, Hadith 3585)

Afscheid tussen de Heilige Profeets en Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra

Toen het tijd was om afscheid te nemen, zei de Profeets tegen Muadh, “O Muadh, wellicht zult u mij na dit jaar niet meer ontmoeten. Wellicht ziet u bij uw terugkeer alleen mijn moskee en mijn graf. “ Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra huilde bij het horen hiervan omdat hij in zijn hart wist dat hij de Heilige Profeets nooit meer in deze wereld zou ontmoeten. Een gevoel van verdriet en verlatenheid overviel hem toen hij afscheid nam van de Heilige Profeets. Het voorgevoel van de Heilige Profeets was correct, de ogen van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra hebben de Heilige Profeets na dat moment nooit meer gezien. De Heilige Profeets overleed voordat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra terugkeerde uit Jemen.

Onzelfzuchtigheid van Hazrat Mu’adh  Ibn Jabalra

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Umarra ooit iemand naar Hazrat Abu Ubaidah bin al-Jarrahra stuurde met 400 dinar en hem vertelde dit geld aan hem te geven en te kijken hoe hij het zou besteden. Toen hij het geld aan Hazrat Abu Ubaidahra gaf, riep Hazrat Abu Ubaidahra een van zijn arbeiders tot zich en droeg haar op om de rijkdom te verdelen onder verschillende huishoudens die het geld nodig hadden. Vervolgens stuurde Hazrat Umarra hetzelfde bedrag naar Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra en Hazrat Umarra gaf opnieuw de instructie dat de persoon die het geld gaf daar moest blijven om te zien hoe Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het besteedde. Toen Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het geld ontving, instrueerde ook hij dat het geld moest worden verdeeld onder verschillende huishoudens die het nodig hadden. Op dat moment zei de vrouw van Hazrat Muadh Ibn Jabalra dat ook zij erg arm waren en geld nodig hadden omdat zij bijna niets hadden. Tegen die tijd had Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het geld al verdeeld en had hij nog maar twee dinar over, die hij aan zijn vrouw gaf. Toen Hazrat Umarra hoorde dat dit de manier was waarop hij het geld besteedde onder de armen, was hij zeer tevreden.

Zijne Heiligheidaba merkte op dat dit incident, in het bijzonder de opmerkingen die gemaakt werden door de vrouw van Hazrat Muadh Ibn Jabalra over de eenvoud waarmee zij leefden, aantoont dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het geld dat hij ontving in Jemen niet gebruikte om een ​​luxe en buitensporige leven te leiden.

Overlijden van Hazrat Mu’adh  Ibn Jabalra

Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen over de momenten voorafgaand aan het overlijden van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra. Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra lag op zijn sterfbed toen hij tenslotte de uitspraak vertelde die de Heilige Profeettegen hem had gezegd, namelijk dat iedereen die accepteerde dat er één God is en dat Mohammed (s) Zijn boodschapper was het paradijs zal binnentreden. Hij zei dat hij dit niet eerder had verteld uit vrees dat mensen op een zodanige wijze de nadruk hierop zouden kunnen leggen waarna het risico zou kunnen bestaan dat zij geen goede daden meer zouden verrichten. Volgens een andere overlevering begon Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra op zijn laatste momenten te huilen. Hij zei dat hij niet huilde uit angst voor de dood, maar huilde omdat er twee groepen waren; degenen die naar de hemel gingen en degenen die naar de hel gingen, en hij wist niet waarvan hij deel van zou uitmaken. Hij zei dat hij alleen huilde uit vrees voor Allah.

Hazrat Abdullah bin ‘Amr (ra)

Zijne Heiligheidaba zei dat de tweede metgezel wiens leven hij zou benadrukken Hazrat Abdullah bin ‘Amrra is.

Hazrat Abdullah bin ‘Amrra was van de Banu Salamah tak van de Khazraj stam. Zijn vader was ‘Amr bin Haram en zijn moeder Rubab bint Qais. Hij was de vader van Hazrat Jabir bin Abdullahra en stond dus ook bekend als Abu Jabir. Hij accepteerde de Islam tijdens de gelegenheid van de tweede gelofte (van Bai’ah) in Aqabah. Hij nam deel aan de Slag bij Badr en stierf als een martelaar tijdens de Slag om Uhud.

De tweede gelofte in Aqaba

Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen met betrekking tot de tweede gelofte in Aqabah en presenteerde ook details over het leven en het karakter van het zegel der profetens. Na de belofte zei de Heilige Profeets dat hij twaalf vertegenwoordigers zou aanstellen die verantwoordelijk zouden zijn voor hun volk (ten aanzien van predikingwerk), net zoals Mozesas dat had gedaan. Hij zei dat deze twaalf vertegenwoordigers ook vergelijkbaar zouden zijn met de twaalf discipelen van Jezusas. Het is vermeld dat Hazrat Abdullah bin ‘Amrra een van de twaalf vertegenwoordigers was.

Toewijding aan de Heilige Profeets

Zijne Heiligheidaba presenteerde een verhaal over de zuster van Hazrat van Abdullah bin ‘Amrra, wiens vader, broer, echtgenoot en zoon allen de marteldood stierven in de Slag bij Uhud. Toen ze hoorde van hun martelaarschap, maakte ze zich toch meer zorgen over het welzijn van de Heilige Profeet(omdat het verhaal de ronde ging dat de Heilige Profeets gedood werd). Toen ze hoorde dat de Heilige Profeetveilig was, ging ze naar hem toe en zei ze dat ze niet om het martelaarschap van iemand anders gaf, zolang de Heilige Profeets maar veilig was.

Zijne Heiligheidaba presenteerde een verhaal van Hazrat Jabir bin Abdullahra wiens vader, Hazrat Abdullah ‘Amrra voordat hij vertrok naar de Slag bij Uhud, zijn zoon Hazrat Jabir bin Abdullahra adviseerde om zijn schulden terug te betalen en goed voor zijn zusters te zorgen. De volgende ochtend was Hazrat Abdullah bin ‘Amrra de eerste die de martelaarsdood stierf door de vijand. Zijn begrafenis werd geleid door de Heilige Profeets.

Zijne Heiligheidaba zei dat hij in de toekomst verder zou vertellen over de incidenten uit het leven van Hazrat Abdullah bin ‘Amrra.

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 23 oktober 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat Mu’adh bin Jabal(ra)’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwudh en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezel van de Heilige Profeets zou belichten. De metgezel is Hazrat Mu’adh bin Jabalra.

Zijn vader heette Jabal bin ‘Amr en zijn moeder heette Hind bint Sahl. Hazrat Mu’adh bin Jabalra was van de Udayy bin Sa’d bin Ali-tak van de Khazraj-stam.

Hazrat Mu’adh bin Jabalra aanvaardde de Islam op achttien jarige leeftijd. Hazrat Mu’adh bin Jabalra was een knappe, dappere, vrome jongeman, hij was ook bescheiden en vrijgevig. Hij nam deel aan alle veldslagen naast de Heilige Profeets. Er wordt vermeld dat ten tijde van de Slag bij Badr de leeftijd van Hazrat Mu’adh bin Jabalra 20 of 21 was.

De boodschap overbrengen aan de vriend van zijn vader
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra bij het aanvaarden van de Islam de ware boodschap van God aan de vriend van zijn vader, ‘Amr bin al-Jumuh, wilde overbrengen. Dus besloot hij samen met de  jongeren het afgodsbeeld dat de vader van zijn vriend aanbad in de nacht bij het afval buiten te gooien. Dat deden zij op drie opeenvolgende nachten. Na de tweede keer dat ‘Amr zijn afgodsbeeld tussen de afval vond, liet hij zijn zwaard naast de afgodsbeeld liggen en zei dat het zichzelf moest beschermen. De volgende dag vond hij het afgodsbeeld echter aan de halsband van een hond hangen. Dit bracht ‘Amr ertoe aan te denken dat een afgod die hij zijn hele leven had aanbeden, zichzelf niet eens kon beschermen. Aldus was ‘Amr in staat de Ene ware God te herkennen.

Liefde en toewijding voor de Heilige Profeets
Zijne Heiligheid aba vertelde dat bij zijn terugkeer naar Medina van de Slag bij Uhud, de Heilige Profeetvrouwen hoorde huilen en klagen over de martelaren. De Heilige Profeets vroeg ‘Is er niemand die klaagt over het martelaarschap van Hamzah?’ [Oom van de Heilige Profeets]. Hierop was Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de metgezellen die de mensen bijeen riep en de vrouwen vertelden dat ze niet moesten klagen over het martelaarschap van wie dan ook, totdat ze hadden gerouwd om het martelaarschap van Hazrat Hamzahra. Zijne Heiligheidaba zei dat, hoewel de Islam het niet toestaat om op een buitensporige manier te treuren of verdriet te uiten, dit voorval een uiting was van liefde en loyaliteit aan de Heilige Profeets.

Rol bij de samenstelling van de Heilige Koran
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de vier metgezellen was tijdens het leven van de Heilige Profeets die de Heilige Koran uit zijn hoofd had geleerd en hielp samenstellen. Bovendien was Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de vier gewaardeerde metgezellen die door de Heilige Profeets waren aangesteld als leraren van de Heilige Koran, aangezien zij de hele Heilige Koran rechtstreeks van de Heilige Profeet hadden geleerds.

De volgende overleveringen:

“Qatadara overleverde: ik vroeg Anas bin Malikra: “Wie heeft de Koran verzameld ten tijde van de Heilige Profeets?” Hij antwoordde: “Vier, die allen vanuit de Anṣār kwamen: Ubayy bin Ka’b, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid”. (Sahīh Bukhārī, Kitāb Fadhā’il-ul-Quran, Bābul Qurrā min Ashābin-Nabi)

Anas bin Malikra overleverde: Toen de profeet (sa) stierf, had niemand de Heilige Koran verzameld, behalve vier personen: Abū Ad-Dardā ‘, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid. (Sahih al-Bukhari 5004, In-book reference book 66, Hadith 26, USC-MSA web (English) reference: vol. 6, book 61, Hadith 526)

Hazrat Mu’adh bin Jabalra was dus één van hen.

Zijne Heiligheid aba vertelde dat de Heilige Profeets eens zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra het grootste begrip had van wat geoorloofd en onwettig is volgens de leerstellingen van de Islam.

Het is overgeleverd door Anas bin Malik dat:

“De Boodschapper van Allahzei: De meest barmhartige van mijn Ummah jegens mijn Ummah is Abu Bakr; degene die het striktst aan de religie van Allah vasthoudt, is ‘Umar; de meest oprechte van hen in verlegenheid en bescheidenheid is ‘Uthman; de beste rechter is ‘Ali bin Abu Talib; het beste in het reciteren van het Boek van Allah is Ubayy bin Ka’b; de meest geïnformeerde van wat geoorloofd en onwettig is, is Mu’adh bin Jabal; en de meest deskundige op het gebied van de erfelijkheidsregels (Fara’id) is Zaid bin Thabit. En elke natie heeft een betrouwbare hoeder, en de betrouwbare hoeder van deze Ummah is Abu ‘Ubaidah bin Jarrah.’ (Sunan Bin Majah en Jami’at Tirmidhi)

De liefde van de De Heilige Profeetvoor Hazrat Mu’adhra
Zijne Heiligheid aba vertelde een overlevering van Hazrat Mu’adh bin Jabalra waarin hij zei dat de Heilige Profeets eens zijn hand pakte en hem vertelde dat hij van hem hield.  Hazrat Mu’adh bin Jabalra antwoordde dat hij ook van de Heilige Porfeets hield. Toen adviseerde de Heilige Profeets hem om het volgende gebed op te zeggen na het voltooien van de Salat: ‘Mijn Heer, ik smeek U om mij te helpen om U te gedenken, om U dankbaar te zijn dankbaar, en om u op de beste manier te aanbidden.’

Instructies van de Heilige Profeet s met betrekking tot de lengte van de Salat
Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen waarin wordt verteld dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra de Salat leidde, waarin hij lange delen van de Heilige Koran reciteerde. Vanwege de lengte van het gebed verliet één persoon het gemeenschappelijk gebed en sprak verrichte zijn eigen gebed. Toen dit nieuws de Heilige Profeets bereikte, instrueerde hij Hazrat Mu’adh bin Jabalra dat hij de aanbidders niet moest belasten door zeer lange gebeden te leiden. Vervolgens gaf hij Hazrat Mu’adh bin Jabalra voorbeelden van enkele hoofdstukken van de Heilige Koran die hij zou moeten reciteren, die voldoende lang zijn om de Salat te leiden. Zijne Heiligheidaba zei dat het niet nodig is om de specifieke Surahs te reciteren die de Heilige Profeet s adviseerde aan Hazrat Mu’adh bin Jabalra aangezien niet iedereen die specifieke Surahs uit het hoofd kent. Wat wel van belang wordt geacht is dat degene die het gebed leidt de ouderen, zieken en zwakken in gedachten dient te houden.

Advies om gered te worden van het vuur en het paradijs binnen te treden
Zijne Heiligheidaba vertelde een verhaal van Hazrat Mu’adh bin Jabalra die ooit de Heilige Profeetvroeg om hem te adviseren over welke daden hij zou moeten verrichten om gered te worden van het vuur en het paradijs binnen te treden. De Heilige Profeets antwoordde dat door te bidden en geen deelgenoten aan Allah toe te schrijven, de Zakat te betalen, te vasten en de pelgrimstocht uit te voeren, een persoon van het vuur kon worden gered. De Heilige Profeets zei toen dat hij hem zou informeren over daden die de deuren van goedheid en welvaart zouden kunnen openen. De Heilige Profeetzei dat vasten een schild is, en aalmoezen (sadaqah) geven vergelijkbaar is in metaforische betekenis met water dat een vuur dooft, naastenliefde dat ook de zonde uitdrijft zoals water vuur blust; en het vrijwillig bidden in de diepte van de nacht.’ Toen reciteerde de Heilige Profeets:

Vertaling: “Zij verwijderen zich van hun bed, hun Heer in vrees en hoop aanroepende en zij doen wel met hetgeen Wij hun hebben geschonken. Maar niemand weet welke verkwikking der ogen voor hen verborgen is gehouden als beloning voor wat zij hebben gedaan.”(32: 17-18). Toen zei de Heilige Profeets verder: “Zal ik u niet vertellen over de grondslag hiervan, het fundament en haar hoogste punt?” Hazrat Mu’adh bin Jabalra zei: “Graag, O Boodschapper van Allah.” de Heilige Profeets zei: “De grondslag is de Islam; het fundament is As-Salat (het gebed); en het hoogste punt is jihad.” De Heilige Profeetzei dat de basis van al deze zaken het handhaven van de controle over de tong was, want de verwondingen en verschillende schade die veroorzaakt worden door de tong zijn wat een persoon in het vuur doet belanden. (Hadith in Riyad as-Salihin  door al-Nawawī)

Zijne Heiligheidaba vertelde over een overlevering waarin de De Heilige Profeets Hazrat Mu’adh bin Jabalra tot zich riep, en zei dat iedereen die oprecht gelooft in de Eenheid van God en het feit dat Mohammeds Zijn boodschapper is, van het vuur zal worden gered. De Heilige Profeets adviseerde echter dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra dit niet zou moeten verspreiden, anders zouden de mensen stoppen met het verrichten van goede daden (Bukhari en Muslim).

Het verbaal reciteren van de Kalima is niet afdoende
Zijne Heiligheidaba legde uit dat dit een kwestie was die niet door iedereen zou worden begrepen. Dit is de reden waarom Hazrat Mu’adh bin Jabalra  het in de eerste instantie aan niemand vertelde en het later pas vertelde aan de geleerden onder de Moslims. Hij vreesde dat de doorsnee moslim deze overlevering verkeerd zou begrijpen en zou denken dat slechts het reciteren van de Kalima genoeg zal zijn om gered te worden van het hellevuur. Tegenwoordig is te zien dat er velen zijn die hun geloof verkondigen, terwijl hun hart gevuld is met shirk (deelgenoten toeschrijven aan Allah) omdat zij uitsluitend afhankelijk zijn van wereldse middelen.

Allah is de enige autoriteit om te oordelen over paradijs of hel
Bovendien merkte Zijne Heiligheidaba op dat deze overlevering duidelijk maakt dat de autoriteit van beslissing en beloning voor geloof uitsluitend bij de Almachtige God ligt, niet bij enig menselijk wezen.

De Beloofde Messiasas werd gezonden om recht te spreken
Zijne Heiligheidaba zei dat men Darood Shareef dient de reciteren. Allah de Almachtige liet het geloof niet in de steek. Het geloof heeft hoeders. Allah zond de Beloofde Messiasas om de realiteit van de Islam uiteen te zetten. Zodat wij door hem te volgen gered kunnen worden van het hellevuur. Moge Allah de wijsheid schenken aan de mensen om dit te begrijpen.  En moge Allah ons in staat stellen om het ware begrip van de Kalima te begrijpen.

Het recht van Allah op de dienaar en het recht van de dienaar op Allah
In een overlevering van Hazrat Mu’adh bin Jabalra, toen Hazrat Mu’adh bin Jabalra eens de De Heilige Profeetvergezelde en de Heilige Profeets hem vroeg: “O Mu’adh, weet u wat het recht van Allah is op de dienaar en het recht van de dienaar op Allāh? Het recht van Allah op de dienaar is dat zij niemand mogen aanbidden behalve Allah alleen en dat zij geen deelgenoten aan Hem mogen toekennen in de aanbidding, en het recht van de dienaren op Allāh (wat betekent: het recht dat Allah aan de dienaar schenkt als een gunst, als zij Allah alleen zouden aanbidden en alle vormen van shirk zouden opgeven) dat Allāh hen niet met het vuur zal straffen.

Combineren van gebeden tijdens de veldtocht van Tabuk
Hazrat Mu’adh bin Jabalra overleverde dat de Heilige Profeets het Zuhr- en ‘Asr gebed combineerde en het Maghrib en Isha gebed ten tijde van de reis voor de veldtocht van Tabuk. Als de De Heilige Profeetin de middag vertrok dan combineerde hij het Zuhr- en het ‘Asr gebed. Als hij vóór de middag vertrok dan stelde hij het gebed uit tot het ‘Asr tijd was, vervolgens combineerde hij het Zuhr- en ‘Asr gebed. Evenzo met het Maghrib- gebed; als de zon onderging voordat hij vertrok, combineerde hij het Maghrib- gebed met het ‘Ishaa- gebed, maar als hij voor zonsondergang vertrok, dan stelde hij het Maghrib- gebed uit totdat hij stopte (met de reis) voor salatu-l ‘Ishaa en deze vervolgens combineerde (Maghrib- en ‘Ishaa gebed). (Abu Da’oud en At Tirmidhi. At Tirmidhi zei dat deze hadith hasan [juist bevonden] is). Zijne Heiligheid aba zei dat de tijden van de gebeden kort na elkaar zouden zijn geweest vanwege de korte dagen.

Zijne Heiligheidaba zei dat hij in de toekomst verder zou gaan met het benadrukken van incidenten uit het leven van Hazrat Mu’adhra.

De waterbron en de zegeningen van Allah
Eens was een waterbron bijna leeg en uitgedroogd. De Heilige Profeets gebruikte wat water om zijn handen en gezicht ermee te wassen en goot de rest van het water terug in de waterbron. Hierop begon de waterbron plotseling te stromen en konden alle aanwezigen ervan drinken.

Een voorspelling
De Heilige Profeets zei eens tegen Hazrat Mu’adh bin Jabalra dat de plaats waar hij verbleef in zijn levenstijd (van Hazrat Mu’adh bin Jabalra) groen zal zijn met vele bomen en dit was precies wat er gebeurde volgens de boeken van de historie.

Janaza-gebeden
Zijne Heiligheidaba zei dat hij de Janaza- gebeden zou leiden (in absentie) van de volgende overleden leden:

Maulvi Farzan Khan die de leiding had over de missionaris in Odisha. Hij laat zijn vrouw en twee kinderen achter. Hij zorgde uitstekend voor de missionarissen die onder zijn leiderschap werkten. Hij diende de gemeenschap met grote ijver en had een passie voor het verspreiden van de boodschap van de Islam, waardoor hij mensen kon helpen zich aan te sluiten bij de Islam. Hij ging eens naar een dorp om de boodschap van de Islam te verspreiden. De mensen daar vertelden hem dat ze een koe hadden die geen melk wilde geven. Ze zeiden dat als hij echt de ware boodschap van de Islam beleed, hij moest bidden en vervolgens zou moeten blazen op het melk dat aan de koe zou worden gegeven. Hij deed dat en bad toen tot God om de waarachtigheid van de Beloofde Messiasas aan te tonen. Korte tijd later produceerde de koe melk, wat de mensen van het dorp verheugde. Hierop aanvaardden zij Ahmadiyyat. Zijne Heiligheid aba zei dat iedereen die naar Huzooraba een brief geschreven heeft over Maulvi Farzan Khan, vertelden dat hij een voorbeeldige missionaris was.

Abdullah Munsiku, een plaatselijke missionaris in Maleisië. Hij is overleden op 8 oktober. Hij laat zijn vrouw en acht kinderen achter. Hij zag de Beloofde Messiasas en de Tweede en Derde Kalief in zijn dromen en was ook in staat om de jaarlijkse bijeenkomst in Maleisië bij te wonen die leidde tot zijn aanvaarding van Ahmadiyyat. Hij verspreidde de boodschap van de Islam met grote passie en hielp veel mensen om zich aan te sluiten bij Islam Ahmadiyyat.

Abdul Wahid die op 12 september is overleden. Hij was een lokale Mu’allim in Qadian. Hij was voorheen christen, maar later accepteerde zijn hele familie Ahmadiyyat. Hij was zeer gehoorzaam en was bedreven in het uitdragen van de boodschap van de Islam. Hij was in staat om verschillende families te helpen zich aan te sluiten bij Ahmadiyyat. Hij laat zijn vrouw en zijn drie kinderen achter.

Zijne Heiligheid(aba) bad om vergeving van deze overleden leden en bad ook voor hun families. Zijne Heiligheidaba bad dat hun kinderen in staat mogen zijn de deugden van hun ouders levend te houden en altijd gehecht zullen blijven aan Khilafat, ameen

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 16 oktober 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat Mu`awwidh bin Harith(ra) en Hazrat Ubay Ibn Ka’b(ra).’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezellen van de Heilige Profeets zou belichten. De metgezellen zijn Hazrat Mu’awwidhra en Hazrat Ubay Ibn Ka’bra

Hazrat Mu`awwidh bin Harithra
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’awwidhra van de Khazraj stam was. De naam van zijn vader was Harith bin Rifa’ah en de naam van zijn moeder was Afra bint Ubaid. Hazrat Mu’adh en Hazrat Auf waren beiden zijn broers, die ook bekend stonden onder de naam van hun moeder, en dus bekend stonden als Banu Afra.

Zijne Heiligheidaba zei dat er één overlevering is die vertelt dat Hazrat Mu’awwidhra deelnam aan de Tweede Belofte in Aqabah. Hij was gezegend om samen met zijn twee broers deel te nemen aan de Slag bij Badr. Er wordt verteld dat de drie broers één kameel hadden die ze om de beurt zouden rijden. Hazrat Mu’awwidhra en Hazrat Mu’adhra waren de twee jonge metgezellen die Abu Jahl aanvielen tijdens de Slag bij Badr, en het was na deze aanval dat Abdullah bin Mas’udra Abu Jahl in zijn laatste momenten vond op het slagveld en uiteindelijk een eind aan zijn leven maakte. Zijne Heiligheidaba belichtte enkele van de gebeurtenissen rond dit incident.

Hazrat Mu’awwidh ra stierf vervolgens op het slagveld bij Badr.

Hazrat Ubayy Ibn Ka’bra
Hij had een normaal postuur. Zijn baard was grijs en wit, hij verfde zijn baard namelijk niet.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra tot de Banu Mu’awiyah tak behoorde van de Khazraj stam. De naam van zijn vader was Ka’b bin Qais en de naam van zijn moeder was Suhailah bint Aswad. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was bekend onder twee namen; de eerste was Abu Mundhir, een naam aan hem gegeven werd door de Heilige Profeet (s), en de tweede naam was Abu Tufail, die Hazrat Umarra hem noemde vanwege zijn zoon Tufail.

Broederschap werd opgericht tussen hem en Hazrat Talha ibn Ubaidullahra in Medina door de Heilige Profeet (s).

De vier metgezellen die de Heilige Koran rechtstreeks van de Heilige Profeetleerden gedurende zijn levenstijd
Zijne Heiligheid (aba) vertelde Hazrat Ubay Ibn Ka’bra grote kennis had van de Heilige Koran. De Tweede Khalifa ra, Hazrat Musleh Mau’ūdra, zei dat de Heilige Profeetzei dat dat Hazrat Ubayy Ibn Ka’abra een van de vier personen was over wie de Heilige Profeetde mensen adviseerde om de Heilige Koran van hem te leren. Hij was ook een van de vijftien metgezellen die gezegend waren als schrijvers van de Heilige Koran. Telkens wanneer de Heilige Profeeteen Koranopenbaring ontving, riep hij een van deze vijftien schrijvers op om het op te schrijven.

Vier metgezellen die
de Heilige Koran leerden van de Heilige Profeettijdens
zijn levenstijd worden genoemd in sahih Bukhari.

De volgende overleveringen:

“Qatadara overleverde: ik vroeg Anas bin Malikra: “Wie heeft de Koran verzameld ten tijde van de profeets?” Hij antwoordde: “Vier, die allen vanuit de Anṣār kwamen: Ubayy bin Ka’b, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid”. (Sahīh Bukhārī, Kitāb Fadhā’il-ul-Quran, Bābul Qurrā min Ashābin-Nabi (sa))

Anas bin Malikra overleverde: Toen de profeet (sa) stierf, had niemand de Heilige Koran verzameld, behalve vier personen: Abū Ad-Dardā ‘, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid.

Hazrat Ubayy Ibn Ka’bra was dus één van hen.

Goddelijke bevel om de Heilige Koran te onderwijzen
Eens zei de Heilige Profeetdat hij graag de openbaring van de Heilige Koran aan Hazrat Ubayy ibn Ka’bra wilde vertellen omdat zijn naam door Allah werd genoemd. Hazrat Ubayy bin Ka’bra zei: “Heeft Allah mij bij naam genoemd?” Hij (de Heilige profeets) zei: “ja”. Hazrat Ubayy bin Ka’bra zei: “Ik werd genoemd door de Heer der Werelden?!” De Heilige Profeets zei, “ja”. Hazrat Ubayy bin Ka’bra kreeg tranen in zijn ogen toen hij dit hoorde. Dus gebood Allah door middel van de engel Gabriël aan de Heilige Profeetdat de Surah eerst door Hazrat Ubayy bin Ka’bra uit het hoofd moet worden geleerd. Dat was een bijzondere eer. [Al-Bukhari, hadith nr. 4961 en Muslim, hadith nr. 799].

Hazrat Umarra herinnerde zich dit incident. Hij zei ooit dat de grootste qaree (reciteerder van de koran) Hazrat Ubayy bin Ka’abra is.

Zijn kennis van de Heilige Koran
Bij een andere gelegenheid tijdens een vrijdagpreek tijdens de Khilafat van Hazrat ‘Umarra, zei Hazrat‘ Umarra dat wie de Heilige Koran wil leren, naar Hazrat Ubayy bin Ka’abra moet komen.

De Heilige Profeetzei bij een gelegenheid dat de grootste gelovige Hazrat Abu Bakrra is. Degene die strict is in religie is Hazrat Umarra. Wat bescheidenheid betreft, in de hoogste mate, dat is Hazrat Uthmanra. Muaz bin Jabbalra werd ook met een bepaalde kwaliteit genoemd. Wat de verplichtingen betreft, is het Hazrat Zaid bin Thabitra. En degene die een expert is in de Heilige Koran, dat is Hazrat Ubay Ibn Ka’bra. En de betrouwbare van de Ummah is Hazrat Ubaidah ibn Al-Jarrahra Huzoor (aba) zei dat hij het de vorige week over Hazrat (aba) Hazrat Ubaidah ibn Al-Jarrahra had.

Hazrat Ubay Ibn Ka’bra begon de gewoonte om zijn naam onder te zetten wanneer hij iets schreef (zodat mensen weten wie het heeft geschreven). Andere schriftgeleerden volgden dit voorbeeld ook.

Hazrat Ubay Ibn Ka’bra ten allen tijde al datgene wat hij wilde vragen van de Heilige Profeets. Echter stelde hij geen irrelevante vragen vanwege de grootsheid van het profeetschap (van de Heilige Profeets). De Heilige Profeetwist dit en op een bepaalde gelegenheid toen de Heilige Profeetooit één vers vergat te reciteren gedurende het gebed vroeg hij na het gebed, “heeft iemand mijn recitatie opgemerkt?” Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was laat aanwezig tijdens het gebed en haalde de gemiste raka’ah in. Toen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra het gebed beëindigde antwoordde hij, “ja”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was de enige metgezel bij wie het opgevallen was dat de Heilige Profeeteen vers vergeten was. Sommige metgezellen vroegen de Heilige Profeetof het was geannuleerd (door Allah) of vergeten? Hij zei dat het gewoon was vergeten. De Heilige Profeetzei: “Ik wist behalve u, O Ubayy ibn Ka’b, dat niemand het had het opgemerkt”.

De Heilige Profeetzei ooit: “O Allah, vergeef mijn ummah”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was zo deskundig in het reciteren van de Heilige Koran. de Heilige Profeetluisterde naar zijn recitatie, zelfs op zijn sterfbed. Eens hield de Heilige Profeeteen preek. Hij reciteerde een soera die Hazrat Ubay Ibn Ka’bra en Hazrat Abu Dardara niet kenden. Iemand vroeg: “wanneer werd dit geopenbaard?” Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei, “praat nu alstublieft niet” (met een gebaar met zijn hand). De persoon die de vraag stelde, zei na de Khutba: “waarom hebt u niet geantwoord?”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra antwoordde dat zijn gebed vandaag verspild is omdat hij tijdens de Khutba sprak. Zij gingen beiden naar de Heilige Profeeten hij zei dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra gelijk had, aangezien niemand tijdens de Khutba mocht spreken.

Zijn rol in de georganiseerde samenstelling van de Heilige Koran
De georganiseerde samenstelling van de Heilige Koran begon in de tijd van de Khilafat van Hazrat Abu Bakrra. Soms was er discussie over bepaalde verzen. Eens werd er een vers geschreven, sommigen waren van mening dat dit aan het einde van het profeetschap was geopenbaard. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei, “nee, twee andere verzen werden mij onderlegd, en dit vers werd niet aan het einde geopenbaard.”

Hazrat Umarra vestigde het de Shura (raadgevend orgaan) op tijdens zijn Khilafat. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd aangesteld als lid van de Shura. Ansar en Muhajireen waren beiden vertegenwoordigd in de Shura.

Eens vergezelden enkele mensen Hazrat Umarra en ontmoetten een persoon wiens kleren en haar blank waren. De persoon zei tegen hen: “Wij hebben alle voorzieningen om goede daden te verrichten en als wij goede daden verrichten, zullen wij worden beloond”. “Wie is dit?” vroegen de mensen. Hazrat Umarra zei dat dit “sayyid van de moslims” is, d.w.z. de leider van moslims, Hazrat Ubay Ibn Ka’bra.

Verschillende Qirā’āt d.w.z. variatie in uitspraken van de Heilige Koran
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra hoorde eens twee mensen de Heilige Koran reciteren op een manier die anders was dan hij had geleerd. Na enige discussie gingen beide partijen naar de Heilige Profeeten reciteerden hetzelfde gedeelte voor hem. De Heilige Profeet (sa) keurde de recitaties van beide partijen goed. Op dit punt vertelt Hazrat Ubay Ibn Ka’bra: “(…) er kwam in mijn geest een soort ontkenning en twijfel voor die zelfs in de tijd van Jahiliyyah (pre-islamitische tijd) niet bestond. Toen de Boodschapper van Allahzag hoe ik werd beïnvloed, legde hij zijn hand op mijn borst. Toen zei de Heilige Profeets: ‘O Ubayy! De realiteit is dat ik een openbaring ontving om de Heilige Koran in één Qirā’ah te reciteren, maar ik vroeg (Allah) om het mijn volk gemakkelijk te maken. Een tweede openbaring kwam dat ik de Heilige Koran in twee Qirā’at moest reciteren, maar ik deed opnieuw hetzelfde verzoek. Ik kreeg toen de opdracht om de Heilige Koran te reciteren in zeven Qirā’at ”.

Hazrat Ubay Ibn Ka’bra had respect voor Khilafat.

Hazrat Uthmanra benoemde twaalf mensen voor het reciteren van de Heilige Koran. Er was verschil van mening over de manier waarop de Heilige Koran gereciteerd moest worden. Hazrat Uthmanra luisterde naar de zeven manieren (Qirā’at) waarop de Heilige Koran werd gereciteerd. Hazrat Uthmanra vond tijdens zijn Khilafat dat er één manier moest zijn om de Moslims te verenigen door één Qirā’ah te reciteren. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd onder andere aangesteld in de commissie.

Het grootste vers van de Heilige Koran
Eens zei de Heilige Profeet (vzmh): “O Abu Mundhir! (Een andere naam van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra) welk vers van het Boek van Allah is het grootst?”. “Allah en Zijn Boodschapper (sa) weten het het beste”, was het antwoord. De Heilige Profeetherhaalde de vraag en Hazrat Ubay Ibn Ka’bra reciteerde als antwoord de Ayat al- de troon:

“Allah! Er is geen God dan Hij, de Levende, de Zelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in de hemelen en wat op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder Zijn verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en wat achter hen is en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, dan wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over hemelen en aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, de Grote.” (Surah al-Baqarah, 2: 256)

De Heilige Profeets legde zijn hand op zijn borst met zijn rechterhand ter goedkeuring bij het horen van het antwoord en met zijn gelaat stralend van geluk, zei hij tegen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra: “Moge kennis u verheugen en u ten goede komen, O Abu Mundhir.”

Hazrat Ubay Ibn Ka’bra accepteerde geen geld voor het onderwijzen van de Heilige Koran
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra heeft nooit geld aangenomen om de Heilige Koran te onderwijzen. Hij zei dat niemand betaling mocht accepteren voor het onderwijzen van de Heilige Koran.

Hij vocht altijd aan de zijde van de Heilige Profeets. Eens werd hij op het slagveld geraakt door een pijl en had hij overal bloed. De Heilige Profeets vroeg een arts om voor hem te zorgen en de arts maakte een insnede in de ader van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zodoende werd hij behandeld, alhamdullilah.

Een metgezel raakte ernstig gewond en op het moment dat hij stierf, zei hij (waarschijnlijk tegen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra): “Beloof me dat u mijn boodschap en mijn salam overbrengt naar mijn broeders, mijn volk en mijn familieleden. Vertel hen dat de Heilige Profeets het beste vertrouwen is wat wij hebben ontvangen. Wij hebben dit vertrouwen veiliggesteld. Nu ga ik heen en ik zal u dit vertrouwen geven. Toon geen zwakte bij het vervullen van dit vertrouwen.”

Salat Al-Taraweeh
Op een avond vergezelde een metgezel de Khalifa, Hazrat Umarra. Sommigen aanbidders in de moskee baden alleen, anderen baden samen. Dit was tijdens de Ramadan. Hazrat Umarra merkte dit op en verenigde ze onder één qaree (reciteerder van de Heilige Koran). Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd door Hazrat Umarra aangesteld om die Tarawih gebeden te leiden.

Hazrat Ubay Ibn Ka’bra onderwees de moslims na de gebeden als er behoefte was aan onderwijs. Na de gebeden stond hij altijd klaar om het een en ander uit te leggen en/of een of andere taak te vervullen. Hij gaf altijd een oordeel over kwesties die verband hielden met jurisprudentie. Hazrat Umarra vertrouwde op de mening van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra.

Eens voltooide Hazrat Ubay Ibn Ka’bra het reciteren van de Heilige Koran in acht nachten. Hij hield van Allah en de Heilige Profeets.

De stronk van een palmboom
Tijdens het leven van de Heilige Profeets leunde hij tegen een stronk van een palmboom maar toen er een Minbar werd gebouwd voor de Heilige Profeets, verliet hij de stronk van de palmboom (hij leunde er niet meer op). De metgezellen zeiden dat ze de stronk hoorden huilen (dit voorval zou een visioen kunnen zijn geweest). De Heilige Profeets legde zijn hand op de stronk en het begon te kalmeren. (Sahih al-Bukhari 3584. Boek referentie: boek 61, Hadith 93. USC-MSA web (Engelse) referentie: Vol. 4, Book 56, Hadith 784) Hazrat Ubay Ibn Ka’bra nam later na de dood van de Heilige Profeets de stronk mee naar zijn huis, en zei dat dit de stronk was in de tijd van de Heilige Profeets. Zelfs toen de stronk verrot was, bewaarde hij hem. Het was enkel uit zijn liefde voor de Heilige Profeetdat hij deze stronk hield, totdat het rotte en uiteenviel. (Ibn Majah, Hadith 1414).

De Sunnah van de Heilige Profeets
Een metgezel zweeg enkele momenten nadat hij tijdens de gebeden takbier had uitgesproken (wanneer hij het gebed leidde). Sommige mensen bekritiseerden hem hiervoor. Hij schreef aan Hazrat Ubay Ibn Ka’bra. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei dat hij gelijk had, dwz dat het volgens de Sunnah.

Dit incident was zes kilometer van Qadisiyah: Verteld door Suwaid bin Ghafala: Terwijl ik mij in het gezelschap van Salman bin Rabi’a en Suhan, in een van de heilige veldslagen bevond, vond ik een zweep. Een van hen zei dat ik het moest laten liggen, maar ik weigerde dat te doen en zei dat ik het aan de eigenaar zou geven als ik hem vond, anders zou ik het gebruiken. Bij onze terugkeer verrichtten we de hadj en toen ik langs Medina liep, vroeg ik Hazrat Ubay bin Ka’bra ernaar. Hij zei: “Ik vond een zak met honderd dinar tijdens het leven van de Heilige Profeets en nam die mee naar de Heilige Profeets die tegen mij zei: “Maak voor de periode van een jaar een openbare aankondiging hierover.” Dus kondigde ik het voor een jaar aan en ging vervolgens (na een jaar) weer naar de Heilige Profeets die verder zei: “Maak het nog een jaar in het openbaar bekend.” Dus ik kondigde het aan voor nog een jaar. Ik ging weer naar hem toe en hij zei: “Kondig aan voor een ander jaar.” Dus kondigde ik het wederom voor nog een jaar. Ik ging voor de vierde keer naar de Heilige Profeets en hij zei toen: “(…) als de eigenaar komt, geef het hem of gebruik het anders (in het geval dat er geen eigenaar is gekomen).”

Zijn overlijden
Er was eens iets dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra beloofde voor de volgende vrijdag aan een andere metgezel te vertellen. Hij wilde er aanvankelijk niets over zeggen, maar de metgezel wilde het graag weten. Echter overleed Hazrat Ubay ibn Ka’bra de volgende vrijdag. Allah beschermde Hazrat Ubay Ibn Ka’bra met betrekking tot datgene dat hij aanvankelijk niet wilde vertellen. Allah weet het beste wat het was.

Toen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra overleed waren er veel mensen aanwezig. De metgezellen zeiden dat de leider van moslims is overleden.

Voor de Engelse vertaling, zie: https://www.alislam.org/friday-sermon/2020-10-16.html
Voor de Khutba in het Arabisch, zie: https://www.islamahmadiyya.net/cat.asp?id=116
Voor de Khutba in het Urdu, zie: https://www.alislam.org/urdu/khutba/2020-10-16/

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 9 oktober 2020 | Mannen van Excellentie: Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah(ra)’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba deze Khutbah een voortzetting is van de vorige Khutba over Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra.

Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra

De Khutba van vandaag was een voortzetting van de vorige Khutba over Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra.

Met betrekking tot zijn streven tijdens het kalifaat van Hazrat Abu Bakrra en Hazrat ‘Umarra: Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra nam deel aan de Slag om Yarmuk.

Slag van Yarmuk
Hazrat Abu Bakr al Siddiqra stierf een paar dagen of weken voor de slag om Yarmuk. Hazrat ‘Umar ibn al Khattabra initieerde zijn Khilafat met het benoemen van Hazrat Abu’ Ubaidahra als legergeneraal in de plaats van Hazrat Khalid ibn Walidra. Hazrat Abu ‘Ubaidahra kon toentertijd de boodschapper van Hazrat ‘Umar’sra niet toestaan om deze boodschap aan te kondigen, dus hij zei hem het geheim te houden. Zelf hield hij het ook (met een reden) geheim in zijn hart. Pas nadat Hazrat Khalid ibn Walidra, de legergeneraal, de grote verovering had voltooid (en Damscus werd veroverd), kwam Hazrat Abu ‘Ubaidahra met het grootste respect naar hem toe en presenteerde de brief van Hazrat Amir al Mu’mininra en informeerde hem over het nieuws.

Hazrat Khalid ibn Walidra zei toen tegen hem: “Moge Allah genadig met u zijn. Wat weerhield u ervan mij op de hoogte te stellen zodra u de instructie ontving? ” Hazrat Abu ‘Ubaidahra antwoordde: “Ik vond het niet prettig om uw oorlogsoverwinningen te onderbreken. Ik verlang niet naar de soevereiniteit van de wereld, noch streef ik naar de wereld. Wat u ziet, zal uiteindelijk vergaan en vervallen. Wij zijn broeders. Het kan een man niet schaden dat zijn broeder de autoriteit over hem heeft in religie of wereldse aangelegenheden.”

Hazrat Abu ‘Ubaidahra werd de opperbevelhebber over de leiders en soldaten in Sham en de meerderheid van de moslimlegers.

Desondanks verzamelde hij de troepen en stond op om een lezing te houden waarin hij zei:

“O mensen, ik ben maar een man uit Quraysh. Of degenen onder jullie nu een lichte of donkere huid heeft, indien hij mij overtreft in Taqwa (godvrezendheid), zou ik graag in zijn schoenen willen staan.”

Aantal Romeinse troepen en de moslimtroepen
In 636 na Christus vond de slag om Yarmuk plaats (een van de grootste oorlogen die in de geschiedenis heeft plaastgevonden) tussen moslims tegen het Romeinse rijk aan de Syrische grens of nu meer bekend bij ons als Syrië. Het moslimleger van slechts 33.000 soldaten verzette zich dapper tegen het Romeinse leger van 250.000 man.

Een commandant van het Romeinse leger bekeert zich tot de islam na een ontmoeting met Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra

Op een gegeven moment ontmoette Gregorius Theodorus, een Romeinse commandant, Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra. Hij vroeg naar de positie van Jezusas in de islam.

Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra reciteerde de volgende verzen uit de Heilige Koran:

Surah An-Nisa’, vers 172 en 173:

“O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: “Drie (in één).” Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.”

“Voorzeker, de Messias zal het nooit versmaden, een dienaar van Allah te zijn, noch zullen de nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen.”

De Romeinse commandant was onder de indruk en bekeerde zich tot de Islam.

Ontmoeting van Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra met Hazrat‘ Umarra
Toen Hazrat ‘Umar ra in Sham aankwam, ontmoetten de mensen en de prominenten hem. Hazrat ‘Umarra vroeg:” Waar is mijn broer? “. “Wie bedoelt u?” vroegen ze. “Abu‘ Ubaidah, “zei hij. Ze zeiden: “Hij zal zometeen naar u toe komen.” Hazrat Abu ‘Ubaidah ra kwam, hij daalde af van de kameel en omhelsde Hazrat‘ Umarra. Later verzocht Hazrat ‘Umarra iedereen om te vertrekken en ging met Hazrat Abu‘ Ubaidahra mee om zijn huis te bezoeken. Hij ging zijn huis binnen. Hij zag alleen zijn zwaard, schild en zadel. Hazrat ‘Umarra zei tegen hem dat hij wat comfort in zijn huis moest hebben. Hazrat Abu ‘Ubaidahra antwoordde het hetgeen hij bezit voldoende  voor hem is.

Een brief van Hazrat ‘Umarra
Hazrat Abu ‘Ubaidahra overlijdt in de plaag van‘ Amwas tijdens het kalifaat van Hazrat ‘Umar ibn al Khattabra. Hazrat ‘Umarra schreef aan Hazrat Abu‘ Ubaidahra toen de plaag uitbrak in Sham: “Ik heb een dringende taak en ik heb uw nodig om er aandacht aan te besteden. Dus als deze brief van mij u nachts bereikt, u voor zonsopgang komt, en als hij u overdag bereikt, u vóór zonsondergang naar mij toe komt.”

Nadat hij de brief had gelezen, merkte Hazrat Abu ‘Ubaidahra op: “Ik weet waarom Hazrat Amir al Mu’mininra mij nodig heeft. Hij wil iemand (Abu Ubaidah) sparen die niet gespaard kan worden.” Hij schreef toen: “Inderdaad, ik ken de behoefte waarmee u wordt geconfronteerd. Maar verlos me alstublieft van uw bevel, o Amir al Mu’minin, want ik behoor tot de moslimtroepen en mijn hart verlangt er niet naar hen te verlaten.”

Toen Hazrat ‘Umarra de brief las, huilde hij bitter. Er werd hem gevraagd: “Is Hazrat Abu‘ Ubaidah ra overleden? ” Hazrat ‘Umarra antwoordde: “Nee, maar het heeft hem omringd”.

Hazrat ‘Umarra schreef hem dat Jabiyah een hoog land is, zuiver van de pest, en verzocht hem de Moslims mee te nemen naar Jabiyah.

Laatste woorden van Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra
Toen Hazrat Abu Ubaidahra op zijn sterfbed lag, instrueerde hij:
“Laat me u wat advies geven, waardoor u voor altijd op het pad van goedheid zult verblijven – Verricht het gebed. Vast in de maand Ramadan. Geef Sadaqah. Voer de hadj en umrah uit. Blijf verenigd en steun elkaar. Wees oprecht tegen uw leiders en verberg niets voor hen. Laat de wereld u niet vernietigen, want zelfs als de mens duizend jaar zou leven, zou hij nog steeds eindigen in deze staat waarin u mij ziet. Vrede zij met u en de genade van God.”

Huzooraba sprak vervolgens over Ahmadi’s die recentelijk zijn overleden

Na dit verslag noemde Huzooraba enkele vrome Ahmadi’s die waren overleden. Moge Allah hun ziel zegenen, amien.

Vrijdagpreek Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V(aba) | 2 oktober 2020 | ‘Mannen van Excellentie: Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah(ra)’

Feature image

OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezel van de Heilige Profeetsaw, Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah (ra), zou belichten.

Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah (ra)
Zijn naam was Amir bin Abdullah, en zijn vader heette Abdullah bin Jarah. Zijn moeder haar naam was Umaimah bint Ghanam. Hij stamde uit de familie Banu Harith bin Fihr van de Quraish-stam.

Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ubaidahra de negende persoon was die de Islam accepteerde en onder degenen was die blijde tijdingen van het paradijs ontvingen.

De Amin van de moslim Ummah
Zijne Heiligheidaba presenteerde een overlevering waarin de Heilige Profeetsa zei dat elk volk een Amin (curator) heeft en de Amin van zijn volk was Hazrat Abu Ubaidahra.

Zijne Heiligheidaba presenteerde een andere overlevering waarin aan Hazrat Aishahra werd gevraagd welke van de metgezellen de Heilige Profeetsa het meest dierbaar waren. Zij antwoordde hierop zeggende Hazrat Abu Bakrra, daarna Hazrat Umarra en daarna, als derde, Hazrat Abu Ubaidahra.

Vijandschap van zijn vader
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ubaidahra de Heilige Profeetsa vergezelde in alle veldslagen. Op de dag van de Slag bij Badr vocht hij aan de zijde van de moslims, terwijl zijn eigen vader aan de zijde van de Mekkanen vocht. Zijn vader viel hem, vanwege zijn geloof in de eenheid van God, gedurende deze strijd aan, maar Hazrat Abu Ubaidahra deed zijn best om hem te ontwijken. Aldus overwon zijn toewijding aan de eenheid van God en uiteindelijk overmeesterde en doodde hij zijn vader in de strijd. 

Het verzorgen van de verwondingen van de Heilige Profeetsa
Zijne Heiligheidaba vertelde dat de Heilige Profeetsa tijdens de slag om Uhud werd geraakt door stenen welke zijn voortanden braken. De stenen raakten hem met zo een kracht, dat de haken van zijn pantser in zijn gezicht bleven steken. Hazrat Abu Bakrra verhaalt dat hij, toen de Heilige Profeetsa werd geraakt, naar de Heilige Profeetsa rende. Tegelijkertijd zag hij een andere persoon met zo een snelheid naar de Heilige Profeetsa rennen dat het leek alsof hij vloog. Bij het bereiken van de Heilige Profeetsa realiseerde Hazrat Abu Bakrra zich dat deze persoon Hazrat Abu Ubaidahra was. Met zijn tanden greep Hazrat Abu Ubaidahra één van de haken die in het gezegende gezicht van de Heilige Profeetsa vast zat en hij trok hieraan. Hij moest hier zo hard aan trekken dat, toen de eerste haak eruit kwam, hij achterover viel en één van zijn tanden brak. Toen hij de tweede haak eruit trok, brak er weer één van zijn tanden. Zijne Heiligheidaba merkte aan dat dit aangaf hoe diep die haken zich in het gezegende gezicht van de Heilige Profeetsa hadden vastgezet.

Expeditie van Dhul-Qassah
Zijne Heiligheidaba vehaalde een incident van een expeditie naar Dhul-Qassah bestaande uit tien metgezellen onder leiding van Hazrat Muhammad bin Maslamahra. Ondanks dat zij niet waren vertrokken voor het voeren van oorlog, stuitten de ongelovigen op hen en hierbij werden allen behalve Mohammed bin Maslamahra gemarteld. Toen de Heilige Profeetsa hier kennis van kreeg, riep hij een van zijn seniore metgezellen, Hazrat Abu Ubaidah (ra), op om veertig metgezellen aan te voeren ter vergelding van deze ernstige daad die tegen de metgezellen was begaan. Hazrat Abu Ubaidahra was succesvol in deze expeditie. De mensen van Dhul-Qassah gaven zich over en zodoende keerde hij terug naar Medina met oorlogsbuit.

Expeditie van Dhat-us-Salasil
Zijne Heiligheidaba verhaalde over de incidenten bij een andere expeditie bekend als Dhat-us-Salasil (die van kettingen). De expeditie stond als zodanig bekend omdat wordt overgeleverd dat de moslims zich aan elkaar vastketenden, zodat zij in eendrachtigheid konden vechten en niemand zich zou terugtrekken. Dit vond plaats in Banu Qudah, op een afstand van Medina welke ongeveer tien dagen kostte om te bereiken. De Heilige Profeetsa kreeg bericht dat de tegenstanders in een veel groter aantal waren dan de moslims. Zodoende stuurde de Heilige Profeetsa 200 moslims onder leiding van Hazrat Abu Ubaidahra. Eenmaal daar aangekomen ontstond de vraag wie het hele leger zou leiden, aangezien het eerste konvooi werd geleid door Hazrat ‘Amr bin al-‘Aasra. Ondanks dat Hazrat Abu Ubaidahra een veel hogere rang genoot, gaf hij het bevel over het gehele leger aan Hazrat ‘Amr bin al-‘Aasra. Toen zij terugkeerden naar Medina en de Heilige Profeetsa hoorde van het grote vertoon van gehoorzaamheid van Hazrat Abu Ubaidahra, bad hij in de volgende woorden: ‘Moge God genade hebben met Abu Ubaidah’ vanwege zijn gehoorzaamheid.

Expeditie van Seef al-Bahr
Zijne Heiligheidaba vertelde over de incidenten bij een andere expeditie genaamd Seef al-Bahr. Deze expeditie stond onder bevel van Hazrat Abu Ubaidahra en had als doel een vesting te vestigen ter bescherming van een karavaan van de Quraish, aangezien dit plaatsvond in het tijdperk van het Verdrag van Hudaibiyah. Tijdens deze expeditie werden de metgezellen door grote honger geteisterd en hadden op enig moment alleen bladeren om te eten. Vervolgens vonden zij een walvis die reeds dood was en aan land was aangespoeld. Hazrat Abu Ubaidahra instrueerde dat, hoewel de walvis al dood was, het vlees als voedsel moest worden gebruikt. Toen hij terugkeerde naar Medina en dit incident aan de Heilige Profeetsa werd vermeld, zei de Heilige Profeetsa dat zij gelijk hadden ten aanzien van het gebruik van het walvisvlees, aangezien God hun toestand zag en hen voedsel had toegestuurd. De Heilige Profeetsa zei verder dat, indien er nog enig vlees over was, het ook aan hem moest worden gepresenteerd.

Een vervulde profetie
Zijne Heiligheidaba vertelde over een ander incident waarbij Hazrat Abu Ubaidahra naar Bahrein werd gestuurd om Jizyah (belasting) te innen. Toen hij terugkeerde, zag de Heilige Profeetsa de metgezellen glimlachen. De Heilige Profeetsa zei dat hij minder bang was dat zijn metgezellen in armoede zouden vervallen en juist banger was dat zij rijkdommen zouden vergaren en daardoor hebzuchtig zouden worden. Zijne Heiligheidaba merkte aan dat dit precies de toestand is waarin de moslimwereld zich vandaag de dag verkeert. Daarom moeten wij hier altijd voor op onze hoede zijn, opdat wij niet als gevolg van welvaart ons geloof vergeten.

Gewaardeerde rang van Hazrat Abu Ubaidahra
Zijne Heiligheidaba vertelde dat Hazrat Abu Ubaidahra door Hazrat Abu Bakrra werd voorgesteld als eerste Khalifa, voordat hij zelf unaniem werd verkozen. Dit toonde de gewaardeerde rang aan die Hazrat Abu Ubaidahra had.

Zijne Heiligheidaba benadrukte verdere expedities en veroveringen onder leiding van Hazrat Abu Ubaidahra na het overlijden van de Heilige Profeetsa.

Zijne Heiligheidaba zei dat hij het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Ubaidah (ra) zal voortzetten in de toekomst.

Gebed voor Ahmadi’s in Pakistan
Aan het eind van de vrijdagpreek drong Zijne Heiligheidaba er bij iedereen op aan om in het bijzonder voor Ahmadi’s in Pakistan te bidden, aangezien de vijandigheid weer toeneemt. Zijne Heiligheidaba zei dat als deze geestelijke leiders niet ophouden met hun gedragingen, hun vernietiging verzekerd is. Degenen die gerechtigheid zouden moeten verdedigen, hebben hier niet naar gehandeld. Zij lijken bang te zijn en zich te conformeren aan wat de geestelijke leiders willen. Ahmadi’s hebben in ieder geval altijd moeilijkheden moeten doorstaan en zullen dat blijven doen. Zijne Heiligheidaba bad dat de Ahmadi’s veilig mogen blijven van het kwaad van zulke mensen en bevrijd mogen worden van deze onderdrukking en vijandschap.